Aanbeveling: Strafbaarstellen van klanten van gedwongen prostituees

Prostitutie is een sector van prostituees en klanten. Prostituees en klanten vinden elkaar in de zichtbare raamprostitutie, maar ook op minder zichtbare locaties, zoals in woningen of hotels. Er bestaan situaties waarin klanten weten of redelijkerwijs moeten vermoeden dat de prostituee die zij bezoeken slachtoffer is van mensenhandel. In haar Negende rapportage mensenhandel beveelt de Nationaal Rapporteur de wetgever aan om klanten van slachtoffers van mensenhandel in de prostitutie strafbaar te stellen. Waarom is dit nodig? Wat houdt die strafbaarstelling in?

Waarom strafbaarstelling?

In sommige situaties weet of moet een klant redelijkerwijs vermoeden dat de prostituee die hij bezoekt slachtoffer is van mensenhandel. Het kan dan gaan om omslachtige manieren om bij een prostituee te komen, informatie die is gedeeld op prostitutiewebsites of de plek of de situatie waarin de klant de prostituee aantreft. Slachtoffers van mensenhandel moeten soms werken op plaatsen die in de legale, vergunde sector niet voor de hand liggen: een garage, of een vakantie- of woonhuis waarin meerdere vrouwen blijken te werken. Op sekssites bestaan advertenties voor prostituees waarin staat dat alle seksuele handelingen zijn toegestaan, zelfs zonder condoom, of dat zij op elk moment van de dag beschikbaar zijn. In online recensies van de diensten die bepaalde prostituees leveren geven klanten soms te kennen dat de prostituee ‘er geen zin in leek te hebben’, of dat ze haar werk huilend deed.

Deze factoren moeten bij de klant de vraag doen rijzen of de prostituee vrijwillig werkt. Hij heeft in een dergelijke situatie een verantwoordelijkheid, waarop hij moet worden aangesproken. De door de rapporteur aanbevolen strafbaarstelling ziet dan ook op de klant die, terwijl hij weet of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat een ander zich gedwongen prostitueert, tóch de beslissing neemt om gebruik te maken van haar (of zijn) seksuele diensten. Het komt voor dat het klanten duidelijk is dat zij mogelijk te maken hebben met een slachtoffer van mensenhandel. Dat blijkt ook wel uit het feit dat ook klanten misstanden melden bij Stichting M (Meld Misdaad Anoniem). Dat is goed en een van de verworvenheden van het Nederlandse systeem.

Wat houdt strafbaarstelling in?

De Nationaal Rapporteur heeft de minister van Veiligheid en Justitie reeds eerder in overweging gegeven klanten van slachtoffers van mensenhandel in de prostitutie strafbaar te stellen. Zo was de strafbaarstelling van klanten van slachtoffers ook een element in de discussies over het Wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Wrp). In het oorspronkelijke wetsvoorstel zouden prostituees zich moeten registreren en zouden klanten van niet-geregistreerde prostituees strafbaar zijn; op klanten zou de verantwoordelijkheid rusten zich ervan te vergewissen dat een prostituee geregistreerd was (vergewisplicht). Het niet voldoen hieraan was als overtreding strafbaar gesteld. De Nationaal Rapporteur heeft in dat verband duidelijk gemaakt dat ook geregistreerde prostituees slachtoffer van mensenhandel zouden kunnen zijn, en dat de wetgever hiermee een andere invulling geeft aan desbetreffende bepaling (art. 19) uit het Verdrag van de Raad van Europa uit 2005. Die bepaling geeft staten in overweging klanten strafbaar te stellen als zij gebruik maken van de diensten van een prostituee van wie zij weten dat het een slachtoffer mensenhandel is.

Ook in de consultatie over de implementatie van de EU-Richtlijn mensenhandel, in 2011, heeft de Nationaal Rapporteur op dit punt gewezen omdat ook deze richtlijn lidstaten het strafbaar stellen van klanten van slachtoffers in overweging geeft. Daarbij heeft de Nationaal Rapporteur steeds opgemerkt dat een dergelijke strafbaarstelling thuishoort in het Wetboek van Strafrecht, als apart misdrijf buiten het mensenhandelartikel. De aanbevolen strafbaarstelling staat los van de voorgestelde Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche. Evenmin speelt zij een rol bij de implementatie van de EU-Richtlijn. De Eerste Kamer hoeft hier bij de behandeling van dat wetsvoorstel – vooralsnog geagendeerd op 8 oktober a.s. – dan ook geen rekening mee te houden.

Geen voordeel trekken

De minister van Veiligheid en Justitie heeft in een eerder stadium aangegeven de aanbeveling van de Nationaal Rapporteur niet direct te ondersteunen. Hij verwees daarbij naar het mensenhandelartikel, om precies te zijn naar art. 273f lid 1 sub 6 en 8 Sr. Op grond van die bepalingen is strafbaar het ‘opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting’ respectievelijk ‘uit seksuele handelingen van een ander met of voor een derde tegen betaling’ (waar het gaat om minderjarigen). Het opzet hoeft op grond van deze bepalingen niet gericht te zijn op de uitbuiting, maar ziet op het voordeel.

Bij de strafbaarstelling van klanten gaat het echter niet om de intentie voordeel te trekken, oftewel een financieel slaatje te slaan uit de uitbuiting. Sterker nog, het is denkbaar dat het gebruik maken van een gedwongen prostituee duurder is. Waar het wel om gaat bij de strafbaarstelling is de klant die, terwijl hij weet of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat een ander zich gedwongen prostitueert, tóch de beslissing neemt om gebruik te maken van haar (of zijn) seksuele diensten. Daarmee wordt gebruik gemaakt van diensten waarvoor een ander niet uit vrijheid kiest, en waardoor grondrechten als de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid worden geschonden.

Handhaving

De minister heeft er op gewezen dat het niet eenvoudig zal zijn om deze bepaling in de praktijk te handhaven. Het bewijs zal wellicht in veel gevallen moeilijk te leveren zijn. De minister schrijft dat ‘aan de uiterlijke kenmerken van een prostituee in de regel niet valt af te lezen of sprake is van een slachtoffer van mensenhandel.’ Dat zou ook raken aan de rechtszekerheid, op grond waarvan is vereist dat vooraf voldoende duidelijk is wanneer iemand de strafwet overtreedt. Dat is een belangrijk argument. Het is een belangrijk argument om te zorgen dat de strafbepaling zo duidelijk mogelijk wordt geformuleerd. In sommige situaties, echter, weet of moet een klant redelijkerwijs vermoeden dat de prostituee die hij bezoekt slachtoffer is van mensenhandel, lettende op factoren als de manier om de prostituee te bereiken, de plaats waarop de prostitutie plaatsvindt of de situatie waarin hij de prostituee aantreft.

Vanwege het beperkte zicht op de niet-locatiegebonden prostitutie heeft de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie in april en in september 2013 landelijke bestuurlijke controles gericht op een aantal internetaanbieders van niet-locatiegebonden prostitutie. Naast het vergroten van het zicht op dit deel van de prostitutie en de misstanden die daarin plaats kunnen vinden, wordt ook de aanwezigheid van klanten in bepaalde opmerkelijke gebieden aangetoond. Gebieden waarbij men zich sterk kan afvragen in hoeverre de prostitutie die daar plaatsvindt op legale dan wel vrijwillige wijze gebeurt. Hierbij valt te denken aan campings of verlaten industrieterreinen. Een klant kan zich dezelfde vraag stellen: waarom zou hij daar gebruik maken van de seksuele diensten van een prostituee als er een groter risico bestaat dat deze seksuele diensten niet vrijwillig worden verleend? Een strafbaarstelling biedt de politie mogelijkheden om op te kunnen treden tegen die klanten die onverschillig blijven ten opzichte van de vrijwilligheid van een prostituee.

In de praktijk lijkt ook het wetsartikel dat ziet op het gebruik maken van diensten van een minderjarige prostituee (248b Sr) bijna niet te worden toegepast. Het is een wetsbepaling waarin de minderjarigheid een objectief criterium vormt, en dus eenvoudig te bewijzen is. Van deze bepaling gaat, ondanks de beperkte toepassing, echter een belangrijk signaal uit: gebruik maken van diensten van een minderjarige prostituee is niet acceptabel en strafbaar als misdrijf. Gebruik maken van seksuele diensten van een slachtoffer van mensenhandel is evenmin acceptabel. Een expliciete strafbepaling opent ook de ogen om die verantwoordelijkheid bij klanten beter te kunnen zien.

Vergund prostitutiecircuit

Mensenhandel komt niet alleen in het illegale circuit voor. Ook de legale, vergunde sector (zoals de raamprostitutie, clubs en bordelen) is niet vrij van uitwassen. Dit deel van de sector moet daarvoor minder kwetsbaar worden gemaakt. Dat moet zowel door de positie van prostituees te versterken als door het zo snel mogelijk invoeren van landelijk uniform beleid. Ook in het vergunde prostitutiegebied hebben klanten een verantwoordelijkheid, en kunnen zij er niet op voorhand van uitgaan dat zij niet te maken hebben met een slachtoffer van mensenhandel. In de Vijfde rapportage heeft de Nationaal Rapporteur dan ook al aangegeven dat (potentiële) klanten gewezen moeten worden op hun verantwoordelijkheid om seksuele diensten alleen in de gereguleerde sector te kopen en ook dán oplettend te zijn (aanbeveling 33 Vijfde Rapportage Mensenhandel). Anders dan in het illegale circuit ligt in het legale circuit een grote verantwoordelijkheid bij exploitanten. Hoe verder een klant van een prostituee zich echter begeeft van de legale, vergunde sector, des te groter het risico dat hij neemt dat hij gebruik maakt van diensten van een prostituee die daartoe gedwongen is. Wanneer de klant zich bij het kopen van seksuele diensten buiten de legale sector begeeft, rust er op hem dan ook een grotere verantwoordelijkheid.