Nationaal Rapporteur: minder drempels voor slachtoffers seksueel geweld

Meer slachtoffers van seksueel geweld tegen kinderen moeten worden gezien. De drempels voor slachtoffers om uit te komen voor het seksueel geweld, het te melden bij instanties en aangifte te doen bij de politie, moeten omlaag. Dat blijkt uit het rapport over de aanpak van seksueel geweld tegen kinderen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. Naast nieuwe cijfers over de slachtoffers en daders van seksueel geweld bevat het rapport aanbevelingen om de aanpak van het probleem te verbeteren. Gevallen van seksueel geweld moeten gedetailleerd, consistent en uniform worden geregistreerd, zodat niet alleen de omvang maar ook de aard van het probleem zichtbaar wordt. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie nam het rapport, getiteld “Op goede grond”, vandaag in ontvangst.

Seksueel geweld tegen kinderen

Nationaal Rapporteur Corinne Dettmeijer bracht in kaart hoe vaak seksueel geweld tegen kinderen in Nederland voorkomt, en in welke vormen. Daarbij keek zij zowel naar vormen waarbij sprake is van fysiek contact tussen dader en slachtoffer (zoals aanranding, verkrachting) als vormen waarbij de dader het kind niet aanraakt (zoals misbruik via de webcam of het bezit van kinderpornografie).

Slachtoffers

Naar schatting worden ieder jaar 62.000 kinderen voor de eerste keer slachtoffer van een vorm van seksueel geweld. Eén op de drie (32%) kinderen maakt ooit een vorm van seksueel geweld mee. Meisjes worden relatief vaker slachtoffer van seksueel geweld dan jongens: 41% van de meisjes krijgt ermee te maken, tegenover 23% van de jongens. Eén op de tien meisjes maakt ongewilde manuele seks mee, één op de twintig orale of genitale seks.

Niet ieder slachtoffer ziet zichzelf als slachtoffer, jongens relatief minder vaak dan meisjes. Oudere kinderen (16-17 jaar) lopen meer risico dan jonge kinderen. Overige risicogroepen zijn kinderen met een beperking, kinderen uit gezinnen waarin verslaving of criminaliteit voorkomen, of uit samengestelde gezinnen of eenoudergezinnen. De gevolgen die slachtoffers ervaren zijn divers: hoewel sommigen nagenoeg geen problemen ervaren, heersen bij velen gevoelens van schaamte, nachtmerries, en/of langdurige psychische, medische of seksuele gevolgen. Iedereen kan slachtoffer worden.

Verdachten

Het is onbekend hoeveel mensen dader zijn van seksueel geweld tegen kinderen. De verdachten die bekend zijn, zijn vrijwel altijd (98%) man. Niet iedere verdachte heeft een seksuele voorkeur voor kinderen: 20% van de onderzochte verdachten is pedofiel. Een kwart van de verdachten is zelf ook minderjarig. De helft is nog niet eerder in beeld geweest bij justitie. In driekwart van de bij de politie gemelde gevallen is de beschuldigde een bekende van het kind, in een vijfde is het een familielid.

Op goede grond beslissen

De aanpak van seksueel geweld bestaat uit beslissingen die over slachtoffers en daders worden genomen. Die beslissingen moeten allemaal op goede informatie worden gebaseerd, en moeten in samenhang met elkaar worden gezien. Een beslissing in een vroeg stadium (zoals de beslissing van een ouder om het misbruik te melden) kan namelijk bepalend zijn voor beslissingen in een later stadium (zoals de beslissing om politieonderzoek in te stellen).

Herkennen is moeilijk

Veel slachtoffers vertellen pas jaren later, of nooit, wat hen is aangedaan. Ook worden zij niet door anderen gesignaleerd. Dit terwijl het herkennen van seksueel geweld vaak de eerste stap is om het misbruik te stoppen, slachtoffers te helpen, daders te (laten) berechten en nieuwe slachtoffers te voorkomen. Het herkennen van signalen van seksueel geweld is moeilijk. Signalen kunnen (ogenschijnlijk) afwezig zijn of snel verdwijnen, kunnen symptomen van andere problemen zijn. Maar ook het niet kunnen of willen geloven dat seksueel geweld heeft plaatsgevonden speelt een rol. Daders willen herkenning vermijden, en dat lukt ze vaak ook. Daders kunnen slachtoffers manipuleren, zodat zij minder snel zullen praten.

Van melden naar onderzoek

Mensen weten de weg naar het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) steeds beter te vinden. Toch zijn de drempels voor derden om vermoedens van seksueel geweld daadwerkelijk te melden hoog. Het AMK onderzoekt meldingen van seksueel geweld bovendien minder dan die van overige vormen van kindermishandeling. Als slachtoffers eenmaal geïdentificeerd zijn lijkt het erop dat hulpverlening meestal wel tot stand komt als dit nodig is. Volgens de Nationaal Rapporteur komen er van de naar schatting 62.000 slachtoffers niettemin te weinig in de hulpverlening terecht.

Aangiften

De meerderheid (59%) van de slachtoffers die bij de politie melding doet van seksueel geweld, doet dat binnen 24 uur nadat het heeft plaatsgevonden, 17% meldt na meer dan een jaar. Als de dader een onbekende is, wacht het slachtoffer gemiddeld 10 dagen met melden; als het een bekende is daarentegen duurt het gemiddeld 8 maanden. Een melding bij de politie leidt in slechts drie van de tien zaken tot een aangifte. Een reden kan zijn dat de politie  te zeer de nadelen van het doen van aangifte belicht. De Nationaal Rapporteur wil dat meer meldingen worden onderzocht.

Vervolging en berechting

Bijna 60% van de verdachten wordt door het Openbaar Ministerie vervolgd. Bij 23% van hen gaat het om een hands-off delict, veelal kinderpornografie. 77%  van de verdachten die voor de rechter moet verschijnen wordt veroordeeld. Vier op de tien veroordeelde daders krijgt een celstraf, van gemiddeld minder dan een jaar (350 dagen). Het inschatten van het recidivegevaar van veroordeelde plegers gebeurt nog onvoldoende op de meest effectieve wijze. Hierdoor wordt de juiste wijze van behandeling niet altijd aan de juiste pleger opgelegd. Daardoor vindt overbehandeling maar ook onderbehandeling plaats. Bij laag-risicoplegers heeft behandelen weinig effect en kan dit het recidivegevaar zelfs verhogen.

Preventie

Niet alle slachtoffers kunnen voorkomen worden. Dat betekent niet dat geen enkel slachtoffer voorkomen kan worden. In de huidige preventie komt de diversiteit van het fenomeen onvoldoende aan bod. Met name is er te weinig aandacht voor het voorkomen van daderschap (zowel leeftijdsgenoten als volwassenen). Daardoor ligt in preventie de nadruk te zeer op het weerbaar maken van mogelijke slachtoffers, en te weinig op de verantwoordelijkheid van de dader.