Schadevergoeding voor bezit van kinderpornografie: mogelijkheden en obstakels

In het Tijdschrift Praktijkwijzer Strafrecht verschijnt het artikel 'Schadevergoeding voor bezit van kinderpornografie: juridische mogelijkheden en praktische obstakels' van de Nationaal Rapporteur. Het bekijken van kinderpornografie is geen slachtofferloos delict; voor veel slachtoffers brengt de wetenschap dat de afbeeldingen van het misbruik altijd op internet blijven bestaan een gevoel van totaal controleverlies, machteloosheid, hulpeloosheid, schaamte en angst met zich mee. Het is dan ook terecht dat daders die deze afbeeldingen bekijken, aansprakelijk zijn voor de schade aan de afgebeelde slachtoffers. Echter, hoewel voor schadevergoeding juridisch zeker mogelijkheden zijn, brengt de aard van het delict een aantal praktische obstakels met zich mee.

Schadevergoeding voor bezit nog weinig toegepast

Hoewel er vanuit juridisch oogpunt geen obstakels zijn voor slachtoffers om hun schade te verhalen op de bezitter van de kinderpornografische afbeeldingen waarop zij figureren, wordt van deze mogelijkheid in Nederland nog nauwelijks gebruik gemaakt. Tot op heden zijn twee rechterlijke uitspraken bekend waarin bezitters van kinderpornografie schadevergoeding moesten betalen aan de afgebeelde slachtoffers.

Praktische obstakels

Er kleven nogal wat praktische obstakels aan de mogelijkheden om schadevergoeding te vorderen. Allereerst kan de keuze van de officier van justitie voor het ten laste leggen van slechts een aantal afbeeldingen uit de gehele collectie van grote invloed zijn op de kansen op schadevergoeding. Slachtoffers wiens afbeeldingen niet op de tenlastelegging staan, hebben weinig mogelijkheden om aanspraak te maken op schadevergoeding.

Een ander obstakel betreft het informeren en notificeren van slachtoffers. In Nederland is het (nog) geen praktijk dat slachtoffers op de hoogte worden gesteld wanneer een afbeelding van hun misbruik opduikt in een zaak waarin sprake is van bezit van kinderpornografie. Wanneer zij het niet weten, kunnen zij vanzelfsprekend ook geen schade vorderen, terwijl zij hier wel recht op hebben.

Het opzetten van een systeem waarbinnen geïdentificeerde slachtoffers van kinderpornografie genotificeerd kunnen worden lijkt dan ook een eerste logische stap. Wel is het wenselijk alleen slachtoffers (en bij jonge slachtoffers hun ouders) te notificeren die daar behoefte aan hebben. Ook moet hiervoor de infrastructuur worden opgezet, waarbij goed moet worden gelet op privacy-aspecten.

Een laatste vraagstuk betreft de verdeling van de schade. Eén afbeelding, van één slachtoffer kan door duizenden mensen bekeken worden, overal ter wereld, nu en in de toekomst. In theorie kan een slachtoffer bij al deze bezitters, indien zij veroordeeld worden en het aldaar geldende rechtssysteem het toelaat, schadevergoeding vorderen. Hoe bepaalt de rechter voor welk deel van de schade de betreffende bezitter aansprakelijk is? Hoe wordt de hoogte van het schadebedrag vastgesteld en in hoeverre speelt causaliteit een rol? Dit vraagstuk belicht de Rapporteur aan de hand van een amicus brief die zij als vriend van het Hof eerder dit jaar schreef in een zaak voor het Amerikaanse hooggerechtshof.