‘Versoepel de regels voor afgifte VOG minderjarige zedendelinquenten’

De beleidsregels voor het afgeven van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor minderjarige zedendelinquenten moeten worden versoepeld, stelt Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen Corinne Dettmeijer. ‘Mensen die als kind een misstap hebben begaan worden nu voor de rest van hun leven belemmerd in hun beroepskeuze, terwijl dit niet voor betere bescherming van kwetsbaren zorgt.’ Dit standpunt heeft zij medegedeeld aan de vaste Kamercommissie Veiligheid en Justitie ter gelegenheid van het Algemeen Overleg Justitiële Jeugd dat vandaag plaatsvindt in de Tweede Kamer.

De bescherming van kinderen tegen seksueel geweld staat voor de Nationaal Rapporteur voorop. Het niet verlenen van een VOG voor het werken in een omgeving waarin sprake is van een afhankelijkheids- of een gezagsrelatie, of op een locatie waar zich kwetsbare personen bevinden is daarvoor een belangrijk instrument.

Bij een VOG-aanvraag door een afgestrafte zedendelinquent wordt onbeperkt teruggekeken of de aanvrager ooit voor een zedendelict is veroordeeld. Een zedendelict is altijd afwijzingsgrond voor een VOG. ‘Ook mensen die als kind een zedendelict gepleegd hebben kunnen dus levenslang voor bepaalde banen een VOG geweigerd worden. Dat betekent dat voor hen bijvoorbeeld een baan als taxichauffeur niet tot de mogelijkheden behoort.’ Zedendelicten zijn voor minderjarigen het enige delict waarbij de terugkijktermijn onbeperkt is.

Contraproductief

De huidige strenge regels werken mogelijk contraproductief. Zo kan het voormalige minderjarige zedendelinquenten belemmeren in het bewerkstelligen van beschermende factoren tegen het opnieuw plegen van een (zeden-)delict, zoals het hebben van structurele tijdsbesteding in de vorm van opleiding of baan, het niet hebben van financiële zorgen en het hebben van een (niet-crimineel) sociaal leven. Ook lijkt het erop dat professionals soms geen aangifte willen doen tegen een minderjarige zedendelinquent, vanwege de gevolgen voor die persoon. Dit is niet in het belang van het slachtoffer en levert mogelijk gevaarlijke situaties op.

Laag recidiverisico

De rapporteur wijst er bovendien op dat bij jonge zedendelinquenten het recidiverisico laag is: zes procent van de minderjarige veroordeelden pleegt binnen tien jaar opnieuw een zedendelict. Hoe langer een zedendelinquent niet recidiveert, hoe kleiner de kans is dat dit alsnog zal gebeuren. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat na vijftien recidive-vrije jaren zelfs bij voormalig hoog-risico daders het risico op een zedendelict gelijk is aan dat van de algemene bevolking.

15 jaar terugkijken

De rapporteur stelt daarom voor de terugkijktermijn voor alle personen die tijdens hun jeugd een zedendelict hebben gepleegd te verkorten tot vijftien jaar. Daarnaast zouden minderjarige zedendelinquenten binnen die 15 jaar ook in aanmerking moeten komen voor een VOG wanneer zij de laatste 5 jaar recidivevrij zijn gebleven. ‘Bij het maken van deze beslissing kan een risicotaxatie meer duidelijkheid geven. Eventueel kan ook de ernst van het delict worden meegewogen.’

Levenslang uitgesloten

Minderjarige delinquenten levenslang uitsluiten van een groot aantal banen is volgens de rapporteur, behalve dat het in sommige gevallen contraproductief werkt, ook niet in lijn met de uitgangspunten van het jeugdstrafrecht. De Kinderrechtencommissie van de Verenigde Naties deed Nederland in 2015 al de aanbeveling dat het strafblad van minderjarigen gewist zou moeten worden nadat zij hun straf hebben uitgezeten.

De Nationaal Rapporteur heeft bovenstaande aanbevelingen eerder per brief aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie gedaan. Die heeft laten weten geen reden te zien de aanbevelingen over te nemen.