Beleidswijziging bedenktijd mensenhandel

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 18 mei een beleidswijziging ingevoerd over het bieden van bedenktijd aan slachtoffers van mensenhandel. Voortaan zullen alle onderdanen van derde landen die vermoedelijk het slachtoffer zijn van mensenhandel een bedenktijd krijgen van 90 dagen, dus ook degenen met rechtmatig verblijf. Een uitzondering hierop zijn slachtoffers die eerder in een ander EU-land asiel hebben aangevraagd. Deze zogenoemde Dublinclaimanten krijgen voortaan een bedenktijd van 30 dagen.

Het  betreft hier een tijdelijke werkwijze. Eind 2023 zal de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer informeren over een definitieve beleidswijziging voor de langere termijn. Volgens Nationaal Rapporteur Conny Rijken is de beleidswijziging een stap in de juiste richting. “Om slachtoffers van mensenhandel passend te kunnen beschermen, zijn verdere inspanningen echter noodzakelijk.” 

Het bieden van bedenktijd

De bedenktijd geeft slachtoffers de tijd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen om al dan niet mee te werken met de autoriteiten in een strafprocedure. Vóór de beleidswijziging werd de bedenktijd alleen geboden aan vermoedelijke slachtoffers die niet rechtmatig in Nederland verbleven. Derdelanders met rechtmatig verblijf, waaronder Dublinclaimanten, kwamen daarvoor dus niet in aanmerking.

Die uitsluiting was als gevolg van een arrest van het Hof van Justitie van de EU van 20 oktober 2022 niet langer houdbaar. In dat arrest kwam het Hof namelijk tot het oordeel dat ook in geval van rechtmatig verblijf een vermoedelijk slachtoffer van mensenhandel een bedenktijd moet worden geboden.

Inkorting bedenktijd voor slachtoffers met een Dublinstatus

De Nationaal Rapporteur vindt het positief dat de staatssecretaris met de beleidswijziging aan de hiervoor uiteengezette noodzaak tot aanpassing tegemoetkomt. Wel zet zij vraagtekens bij de motivatie van de keuze om voortaan een bedenktijd van 30 in plaats van 90 dagen te bieden aan slachtoffer met een Dublinstatus.

Het bieden van een bedenktijd van 90 dagen aan een slachtoffer met Dublinstatus zou volgens de staatssecretaris tot gevolg kunnen hebben dat de uiterste termijn voor een Dublinoverdracht wordt overschreden. In zo’n geval wordt Nederland verantwoordelijk voor het in behandeling nemen van de asielaanvraag van de vreemdeling. Om dat risico te kunnen beperken, heeft de staatssecretaris gekozen voor een inkorting van de bedenktijd voor Dublinclaimanten.

“Vanaf het moment dat het andere EU-land het overdrachtsverzoek heeft aanvaard, heeft de staatssecretaris in beginsel zes maanden de tijd om de vreemdeling over te dragen. In veel gevallen zal het bieden van een bedenktijd van 90 dagen aan een Dublinclaimant dus niet leiden tot overschrijding van de uiterste overdrachtstermijn. Het risico dat de termijn wordt overschreden en feitelijke overdracht niet plaats kan vinden wordt beperkt doordat tijdens de bedenktijd een dergelijke overdracht mag worden voorbereid, mits deze het nuttig effect ervan niet in gevaar brengt.”, aldus Conny Rijken.

Ook een inkorting van de bedenktijd voor alle Dublinclaimanten ligt volgens Conny Rijken niet voor de hand. De staatssecretaris mag, vanwege een gebrek aan opvangfaciliteiten, momenteel geen Dublinclaimanten terugsturen naar Italië. Dit heeft tot gevolg dat de staatssecretaris asielaanvragen van Dublinclaimanten uit Italië zelf in behandeling zal moeten nemen. Aangezien een structurele oplossing voor het gebrek aan opvangfaciliteiten in Italië niet op korte termijn in zicht zal zijn, zou het volgens de Nationaal Rapporteur passend zijn om aan deze categorie Dublinclaimanten een bedenktijd van 90 dagen te bieden. Daarnaast zou het volgens de Nationaal Rapporteur het overwegen waard zijn om in de duur van de bedenktijd een onderscheid te maken tussen situaties waarin er indicaties zijn dat een Dublinclaimant in Nederland is uitgebuit en situaties waarin dat niet het geval is.

Wijziging voor de langere termijn

De Nationaal Rapporteur vindt het begrijpelijk dat de staatssecretaris meer tijd nodig heeft voor een definitieve wijziging en een borging van de slachtofferbescherming op de langere termijn. Zij hoopt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid haar hiervoor uiteengezette zienswijze, de overige punten uit het arrest van het Hof van Justitie van de EU dat ten grondslag ligt aan de huidige beleidswijziging, en andere relevante ontwikkelingen meeneemt in de uiteindelijke herziening.