Raad van Europa: Nederland moet meer doen om minderjarige slachtoffers mensenhandel te helpen

Experts van de Raad van Europa hebben in het vorige week verschenen rapport over mensenhandel in Nederland aangegeven dat er een aantal positieve ontwikkelingen zijn in de Nederlandse aanpak, maar ze zien ook ruimte voor verbetering. De experts maken zich bijvoorbeeld zorgen over het lot van minderjarige slachtoffers van uitbuiting. Nationaal Rapporteur Conny Rijken deelt deze zorgen.

GRETA (Group of Experts on Action against Trafficking in Human Beings) is een groep van experts op het gebied van mensenhandel die toezien op de implementatie van het Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van mensenhandel in Nederland. Nederland heeft dit verdrag in 2005 getekend. De evaluatie is om te zien of Nederland zich aan de verplichtingen uit dit verdrag houdt.

Voor dit derde evaluatierapport over Nederland sprak GRETA met meer dan 35 organisaties die betrokken zijn in de aanpak van mensenhandel, waaronder de Nationaal Rapporteur. In het rapport beschrijven de experts wat er goed gaat in Nederland in de aanpak en wat er beter kan.

Positieve ontwikkelingen

GRETA noemt een aantal positieve ontwikkelingen in de Nederlandse aanpak, zoals het bestaan van instanties en professionals die gespecialiseerd zijn in de strafrechtelijke aanpak van mensenhandelzaken en de aan hen verstrekte trainingen.

Daarnaast zijn de experts positief over juridische bijstand voor slachtoffers en de mogelijkheden voor schadevergoeding zowel in een strafprocedure alsook via het Schadefonds Geweldsmisdrijven.

GRETA ziet echter ook tekortkomingen en roept Nederland op een aantal belangrijke punten actie te ondernemen om in overeenstemming met het verdrag te handelen.

Intensiveer vervolging en berechting van arbeidsuitbuiting

GRETA roept op de vervolging van arbeidsuitbuiting te intensiveren en ervoor te zorgen dat dergelijke praktijken niet worden afgedaan onder ‘ernstige benadeling’. Nationaal Rapporteur Conny Rijken deelt deze zorgen. In de recente Dadermonitor mensenhandel is hier ook een aanbeveling over gedaan. Rijken: ‘Ik hoop van harte dat de wetgever bij de herziening van het wetsartikel mensenhandel rekening houdt met de door GRETA geuite zorgen, en strafbaarstelling van ernstige benadeling zoals is geformuleerd in het wetsvoorstel in heroverweging neemt’.

Identificatie van en hulp aan minderjarige slachtoffers

GRETA dringt er bij de Nederlandse overheid op aan de proactieve identificatie door professionals en opsporingsinstanties van minderjarige slachtoffers van mensenhandel te versterken. Daarnaast stelt GRETA dat de Nederlandse overheid een verwijsmechanisme dient te ontwikkelen om te zorgen dat minderjarige slachtoffers naar de juiste hulp worden verwezen.

De Nationaal Rapporteur vindt het terecht dat GRETA aandacht vraagt voor minderjarige slachtoffers in Nederland en dat specifiek de risico’s op slachtofferschap bij alleenstaande minderjarig asielzoekers zijn genoemd. ‘Het aantal gemelde minderjarige slachtoffers is laag. We verliezen hier het zicht op minderjarige slachtoffers en dat is zorgelijk’, zegt Nationaal Rapporteur Conny Rijken.  

Loskoppelen hulp en opsporing

Voor de derde keer op rij dringen de experts van GRETA erop aan dat de Nederlandse autoriteiten de bedenktijd aanbieden aan alle slachtoffers mensenhandel en hen toegang tot de daarbij behorende hulp en bescherming garanderen.

Daarnaast roept GRETA de Nederlandse overheid ook op de identificatie van slachtoffers mensenhandel te verbeteren en niet afhankelijk te maken van hun bereidheid om mee te werken aan het strafrechtelijk onderzoek of het vooruitzicht van een vervolgings- of opsporingsonderzoek.

Nationaal Rapporteur Rijken is al langer voorstander van een loskoppeling tussen hulp en opsporing: ‘Het wordt tijd serieus opvolging te geven aan deze aanbeveling. Hierbij moeten we onderzoeken op welke manier daar zorgvuldig invulling aan kan worden gegeven. Hierbij kan Nederland bijvoorbeeld kijken naar de aanpak in andere landen en leren van onderzoeken en pilots die eerder in Nederland zijn uitgevoerd.’