Langzaam dringt in de samenleving het besef door dat seksueel geweld, ook tegen kinderen, geen randverschijnsel is maar dagelijkse realiteit. In iedere basisschoolklas zitten gemiddeld twee kinderen die slachtoffer zijn (geweest) van seksueel misbruik. Dat we dit eindelijk beginnen te erkennen, is een eerste stap richting een effectievere aanpak.
Toch lijken sommige schokkende feiten onvoldoende tot ons door te dringen. Deze zomer verscheen een WODC-rapport over Nederlanders die kinderen in het buitenland seksueel misbruiken, ook wel transnationaal seksueel kindermisbruik (TSK) genoemd. Op basis van een enquête onder een representatieve groep Nederlandse mannen concluderen de onderzoekers dat 3,1% zich ooit heeft schuldig gemaakt aan fysiek of online seksueel misbruik van kinderen in het buitenland. Dat komt neer op een geschat totaal van 225.000 volwassen Nederlandse mannen. Een aantal zo groot als het totaal aantal inwoners van een stad als Almere, dat is nauwelijks te bevatten.
Misschien is dat wel de reden dat een maatschappelijke en politieke reactie op het rapport vrijwel uitbleef. Alsof we deze werkelijkheid simpelweg niet onder ogen durven zien. Maar wegkijken is geen optie. Het rapport roept de pijnlijke vraag op: nemen wij de aanpak van kindermisbruik in het buitenland door ‘onze mannen’ eigenlijk wel serieus? Feit is dat de pakkans verwaarloosbaar klein is. Politieonderzoeken stranden vaak al in een vroeg stadium, en de plegers die uiteindelijk voor de rechter moeten verschijnen, worden meestal per toeval gepakt.
Het grootste knelpunt: gebrek aan zicht
De oorzaken zijn divers en hardnekkig. Het grootste probleem is echter de gebrekkige informatiepositie van de opsporingsdiensten.
Deels is dit te wijten aan capaciteitsgebrek. Het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme (TBKK) is verantwoordelijk voor de aanpak van online kindermisbruik én kindermisbruik in het buitenland. Toch is binnen dit team geen énkele rechercheur specifiek toegewezen aan TSK. TSK-zaken zijn complex en tijdsintensief, juist omdat de feiten in het buitenland gepleegd zijn. Dit vraagt om specifieke expertise en commitment: het opsporen van deze plegers vereist een goede samenwerking met buitenlandse autoriteiten en een daarop afgestemde werkwijze.
De opsporingsdiensten zijn namelijk sterk afhankelijk van informatiedeling vanuit het buitenland: van de landen waar het misbruik plaatsvindt, van liaison officers (LO’s) ter plekke, van reclassering, niet gouvernementele organisaties, de reisbranche en de financiële sector. Maar Nederland heeft slechts een beperkt aantal LO’s ter plekke, veel landen zijn terughoudend in het delen van informatie (omwille van hun reputatie), en zelfs als een veroordeling in het buitenland voor kindermisbruik bekend is bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, worden deze gegevens zelden gedeeld met opsporing of reclassering.
Geen simpele oplossing, wel keiharde noodzaak
Voor deze knelpunten bestaat geen simpele oplossing. Toch staat één ding vast: dit probleem verdient meer urgentie. Dat betekent investeren in capaciteit, in een sterkere informatiepositie (bijvoorbeeld door extra inzet van LO’s, eventueel met andere landen zoals in Benelux-verband), en het op andere wijze inzetten van bestaande opsporingstechnieken. Om dit succesvol te kunnen doen is een duidelijke visie en strategie op dit thema noodzakelijk, waarbij het tonen van lef een belangrijk ingrediënt is. Want waarom wordt er niet doorgepakt op het inzetten van financieel onderzoek? Waarom zet Nederland zo weinig Green Notices (een waarschuwing aan een ander land over een persoon die een strafbaar feit heeft gepleegd) uit? Hoe kan het dat er nog steeds nauwelijks zicht is op TSK in Zuidoost-Azië, laat staan in andere door het WODC rapport genoemde continenten zoals Afrika?
De gedachte dat minstens 20.000 Nederlandse mannen jaarlijks naar het buitenland reizen om kinderen seksueel te misbruiken kan niet worden genegeerd. Dat het probleem weerbarstig en complex is mag geen reden zijn om niet te investeren in de aanpak. Laat die aanpak tegelijkertijd ook zinvol én vernieuwend zijn. Neem als land met dit aantal (mogelijke) plegers je verantwoordelijkheid en durf daarbij die extra stap te zetten. Pas dan zal een pleger beseffen dat hij zich niet langer veilig kan wanen, ook niet in het buitenland.
Beeld: © Getty Images