Consultatiereactie op het Wetsvoorstel regulering prostitutie van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen

De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen signaleert dat de nieuwe Wet regulering sekswerk nog te weinig is gericht op het tegengaan van uitbuiting. Daarmee wordt slechts een kleine stap gezet in de richting van een uitbuitingsvrije prostitutiesector, stelt Nationaal Rapporteur Herman Bolhaar in zijn consultatiereactie op het wetsvoorstel. Hij wijst op de verplichtingen die Nederland volgens nationale en internationale wet- en regelgeving heeft om uitbuiting in al haar vormen te voorkomen en te bestrijden en om slachtoffers te beschermen en te ondersteunen.

Het wetsvoorstel heeft als doel om tot een acceptabele en inzichtelijke prostitutiesector te komen. Dat wil de wetgever onder meer bereiken door middel van een landelijk uniform vergunningsstelsel, waarbij zowel sekswerkers als exploitanten een vergunning moeten aanvragen. Sekswerkers komen enkel na een gesprek met gemeenteambtenaren in aanmerking voor een vergunning. Bolhaar keek naar het wetsvoorstel vanuit zijn mandaten mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.

Te weinig aandacht voor niet-vergunde deel van de sector

Bolhaar vindt het zorgelijk dat de focus in het wetsvoorstel ligt op deze vergunningen: ‘Het wetsvoorstel leidt mogelijk tot een inzichtelijke vergunde prostitutiesector, maar dat je daarmee uitbuiting in de gehele seksindustrie tegengaat, is een illusie. De wetgever moet zich bovendien realiseren dat de selectiecriteria voor het aanvragen van een vergunning bijzonder kwetsbare groepen mensen uitsluiten, namelijk mensen onder de 21 jaar en mensen die illegaal in Nederland verblijven. Dat zij geen vergunning kunnen krijgen wil echter niet zeggen dat zij niet, al dan niet gedwongen, in de seksbranche aan het werk zullen gaan. Dat behoeft nog meer aandacht.’ Bolhaar pleit daarom voor een bredere blik: ‘Mensen moeten beschermd worden tegen uitbuiting, ongeacht of ze een vergunning hebben. Daarom moet controle en handhaving gericht zijn op alle vormen van uitbuiting, zowel binnen als buiten de vergunde seksbranche, en ook online. In het wetsvoorstel is nog onduidelijk of het landelijk vergunningsstelsel ook samengaat met een landelijk uniform (bestuurs- en strafrechtelijk) handhavingsbeleid, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de minder zichtbare en vaak onvergunde sectoren. Daarbij dienen uiteraard ook online aspecten meegenomen te worden. Hiervoor is voldoende kennis, expertise en capaciteit nodig bij toezichthoudende instanties.’

Voorkomen en hulp bieden

Van ambities voor het voorkomen van uitbuiting in de seksbranche wordt volgens Bolhaar nog maar weinig blijk gegeven. ‘Preventie speelt slechts een kleine rol in het wetsvoorstel. Ik vraag mij ernstig af of één gesprek bij de vergunningsaanvraag gemeenteambtenaren in staat stelt om antwoord te geven op de vraag of iemand zelfredzaam is en uit vrije wil kiest voor het beroep van sekswerker. Daarnaast is zo’n gesprek alleen een waarborg voor de mensen die een vergunning aanvragen, en dat doet niet iedereen. Voor mensen die onvergund werken wordt de stap naar het melden van misstanden, het zoeken van hulpverlening, medische zorg en uitstappen mogelijk nog groter, omdat zij een boete kunnen krijgen voor onvergund werken. Er moeten altijd laagdrempelige hulpverlenings- en uitstapmogelijkheden beschikbaar zijn, voor zowel vergunde als onvergunde sekswerkers. Sekswerkers zouden op elk moment vrijwillig in en uit de prostitutiebranche moeten kunnen stappen. Dat draagt ook bij aan het tegengaan van uitbuiting.’

De positie van sekswerkers

Bolhaar vindt het ook van belang dat de positie van sekswerkers wordt versterkt, wanneer zij zelfredzaam zijn en een vergunning hebben: ‘Daarvoor moet worden nagedacht over de randvoorwaarden die nodig zijn om hen in volledige vrijheid te laten werken. Zo moet gewaakt worden voor scheve machtsverhoudingen tussen bijvoorbeeld exploitanten en sekswerkers. Voor het versterken van de maatschappelijke positie van sekswerkers is doorlopend aandacht nodig.’

Zicht op de problematiek

Nationaal Rapporteur Bolhaar stelt dat zicht op de aard en omvang van mensenhandel cruciaal is om de aanpak verder aan te scherpen. De Nationaal Rapporteur zei eerder in de Slachtoffermonitor mensenhandel 2014-2018 dat dit zicht, zowel op lokaal, regionaal als landelijk niveau nog ernstig tekort schiet. Bolhaar: ‘Bovendien moet vooraf worden nagedacht over de wijze waarop over enige tijd kan worden vastgesteld of de Wrs succesvol is in het creëren van een acceptabele en inzichtelijke prostitutiebranche, waarin geen plaats is voor uitbuiting. Tot op heden is nog onduidelijk hoe dat wordt gemeten.’

Bredere aanpak

Met alleen een wet zijn we er niet, waarschuwt Bolhaar: ‘De Wet regulering sekswerk vormt slechts een kleine schakel in een veel bredere aanpak van seksuele uitbuiting. Er is nog veel nodig om seksuele uitbuiting aan te pakken, en deze wet moet daar naadloos op aansluiten.’