‘Recidiverisico van zedendelinquenten moet grotere rol krijgen in alle stappen’

Er moet meer aandacht zijn voor het risico op recidive door het gebruik van gevalideerde instrumenten voor risicotaxatie. Dat concludeert de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV) in het rapport over de forensische zorg die is verleend aan de dader van de dood van Anne Faber in oktober 2017. De Nationaal Rapporteur publiceerde in 2017 het rapport Gewogen risico over dit onderwerp en benadrukte daarin het belang van gestructureerde risicotaxatie in het strafproces.

Michael P. is in 2011 veroordeeld voor het verkrachten van twee minderjarige meisjes en heeft hiervoor een gevangenisstraf van zestien jaar opgelegd gekregen. Toen hij Anne Faber om het leven bracht, viel hij als gedetineerde onder verantwoordelijkheid van een Penitentiaire Inrichting (PI) maar verbleef hij in een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA). Hier genoot hij in het kader van een resocialisatieprogramma veel vrijheden, waaronder de vrijheid zonder toezicht de kliniek te verlaten.

Risicotaxatieinstrumenten

De Onderzoeksraad concludeert dat binnen het verloop van de detentie van Michael P. bij iedere stap te weinig aandacht is geweest voor de risico’s voor de samenleving. Zowel tijdens de behandeling in de PI, als bij de overplaatsing naar de FPA, en bij het toekennen van vrijheden zijn het zedenverleden en het risico dat hij opnieuw de fout in zou gaan buiten beeld geraakt. Er heeft op geen enkel moment risicotaxatie plaatsgevonden, waardoor beslissingen over het toekennen van vrijheden genomen werden zonder zicht op de risico’s die eraan zouden kleven. De Onderzoeksraad beveelt aan de aandacht voor het risico op recidive te versterken. Dit moet gebeuren door gevalideerde en doelgroepspecifieke risicotaxatie-instrumenten te gebruiken en verder te ontwikkelen, door risicotaxatie periodiek te herhalen en door het afstemmen van behandeling en begeleiding op het vastgestelde risicoprofiel dat uit de taxatie blijkt.

Gewogen risico

De bevindingen van de Onderzoeksraad liggen in het verlengde van die van de Nationaal Rapporteur eerder deed in een onderzoek naar het gebruik van risicotaxatie bij het opleggen van behandeling aan zedendelinquenten. De Nationaal Rapporteur concludeerde toen dat het risico op recidive niet volgens de best beschikbare methode getaxeerd werd, en dat dat risico vervolgens ook onvoldoende centraal stond bij het bepalen van de benodigde behandeling ter voorkoming van recidive. Behandeling van een zedendelinquent kan alleen effectief zijn als zijn behandeling aansluit op diens risico op herhaling. Uit het onderzoek van de Nationaal Rapporteur bleek echter dat de opgelegde behandeling in Nederland onvoldoende aansluit bij het recidiverisico. Nu blijkt dat ook bij het resocialiseren binnen de forensische zorg buiten de tbs het recidiverisico niet op de juiste wijze wordt vastgesteld, en blijkt het onvoldoende een rol te spelen in het bepalen van de benodigde interventies ter voorkoming van recidive.

Grotere rol voor risico

Het rapport Gewogen risico heeft al tot wijzigingen geleid in de wijze van rapportage over verdachten binnen het strafproces. Ook heeft de minister van Rechtsbescherming al toegezegd het risico op herhaling een grotere rol toe te kennen in het opleggen van tbs. Herman Bolhaar: 'Valide risicotaxatie die een centrale rol speelt is niet alleen cruciaal bij het opleggen van behandeling, maar ook bij alle beslissingen die daarna genomen worden over de resocialisatie van zedendelinquenten. Alleen zo kan het gevaar voor de samenleving zoveel mogelijk beperkt worden.’